Bloemkooloren

Links stonden vijftien rugby-Ieren, rechts vijftien rugby-Engelsen. Ze brulden mee met hun volksliederen en keken als bezetenen in een camera die hen één voor één filmde. Ik telde mee.

Van de dertig hadden er negenentwintig bloemkooloren. Het leek wel een groentewinkel. Er was welgeteld één Engelsman die geen driedubbelgevouwen origamioorlelletjes had. Arme jongen. Bloemkooloren zijn een statussymbool in rugby. Je laat ermee zien dat je er alles voor over hebt om de tegenstander richting zijn eigen achterlijn te duwen – zelfs je eigen oren. Het toont hoe ver je wilt gaan voor jouw sport. Bij judoka’s werkt het net zo. Wie aftikt omdat zijn oren klem zitten, die kan zijn zwarte band beter inruilen voor een roze tutu. Bloemkooloren zijn cool. Wielrenners pronken met het rauwe vlees op hun heupen, en met hun sleutelbeenderen die door talloze breuken zijn veranderd in pianotoetsen.

Scheve neus Boksers kicken op een scheve neus. Tennissers showen de graveluitslag op hun kuiten, voetballers verzamelen operatielittekens op hun knieën, zwemmers zijn trots op de vorming van zwemvliezen tussen hun tenen. En je bent geen echte volleyballer als je geen kromgeslagen vingers hebt. Vrijwel iedereen heeft een fascinatie voor littekens en verwondingen. Bij kinderen is dat het sterkst, die zijn nog niet gehersenspoeld met beelden van gave, littekenloze, geretoucheerde supermodellen. Na een val op het schoolplein kan de pleister op je knie niet groot genoeg zijn. Het liefst met doorsijpelend bloed, zodat iedereen kan zien hoe hard je bent gevallen. Nog beter: een arm in het gips, waar alle meisjes op kunnen schrijven hoe stoer ze je vinden.

Piraat Ik wilde vroeger piraat worden, zoals alle jongetjes uit mijn klas. Niet omdat ik smachtte naar een houten poot, scheurbuik en een glazen oog – maar omdat ik dat immense litteken over mijn wang zo stoer zou vinden.

Zo’n scheur van je oog tot je kin, met vijftig zelf genaaide hechtingen. Zonder verdoving. Opgelopen in een zeegevecht, of in een worstelpartijtje met een tijgerhaai. Een mooie verminking heeft namelijk een mooi verhaal.

Ik heb geen litteken op mijn wang. Voetballer Franck Ribéry wel. En wielrenner Karsten Kroon ook, vanwege een crash in de Waalse Pijl. Sven Kramer heeft er ook een. Hij zegt dat hij dat litteken heeft opgelopen toen hij als kind door de schuifpui van zijn opa en oma liep, maar dat is een verhaal van niks.

IJsbeer Dat hoort niet bij een kampioen van zijn status. Vergeten, die verklaring. Vanaf nu is het litteken van Sven Kramer veroorzaakt door een ijsbeer die hij ergens op een bevroren Fries meer tegenkwam toen hij op zijn zesde de Elfstedentocht schaatste.

Of doordat hij tijdens een sneeuwstorm op de Dokkumer Ee over een omgevallen boomstam struikelde en in zijn eigen ijzer viel.

Sporters zijn geen supermodellen. Ze hoeven geen lichamen te hebben die gaver dan gaaf zijn. Integendeel: ze zijn veel indrukwekkender als ze een paar deukjes, krassen of bloemkooloren hebben.

Zeker als die onvolkomenheden zijn veroorzaakt door hun eigen verlangen om te winnen. Want wie pijn wil lijden, die moet wel mooi zijn.

© NUsport/Thijs Zonneveld

8 Reacties op “Bloemkooloren”

Reacties zijn niet toegestaan.